Een paar jaar geleden reisden we in het najaar naar Mondrón, een prachtig wit dorpje in het Spaanse Andalusië, zo’n 50 kilometer landinwaarts van Málaga. Tegen een strakblauwe lucht knipten – want met takje blijven de vruchten langer houdbaar – we in een zonovergoten citrusgaard sinaasappels en citroenen. We maakten een reportage en aten op een bankje in de schaduw hele citroenen uit ‘t vuistje, bestrooid met wat zout. Sindsdien is citroen voorgoed mijn favoriete smaakmaker!
De schil, het sap. Plakjes, partjes, de hele vrucht. Weinig is dankbaarder dan citroen in de keuken. Fris, sappig en zoet tegelijk, een tikkeltje magisch ook. Het verse sap gaart rauwe vis en tovert warme room om in fluwelige, lobbige puddinkjes. Die moet je absolúút proeven:
Fluwelige citroenpuddinkjes, voor 4 personen
Breng in een steelpan de slagroom met de suiker tegen de kook. Draai het vuur laag en kook de room 5 minuten zachtjes in. Neem de pan van het vuur. Knijp de citroenen boven de pan uit; houd een hand onder de vruchten om eventuele pitjes op te vangen. Roer het sap door de room en laat afkoelen tot kamertemperatuur. Roer af en toe. Schenk de room in 4 koffiekopjes of glaasjes en zet de puddinkjes 3-4 uur – liever nog een hele nacht – in de koelkast om op te stijven. Serveer met kattentongen als lepeltjes.